Opstelling

  • een klassieke 8x8 schaakbord, alleen de donkere velden worden gebruikt.

    Het schaakbord wordt zo gepositioneerd zodat elke speler een licht vierkant in zijn rechter hoek heeft.

  • 24 schrijven (12 stuks in 2 kleuren)

    De schijven zijn gewoonlijk plat en rond. De kleur van meestal zwart en de andere rood, wit of beige.


Hoe spelen we dammen?

Dammen wordt gespeeld door twee spelers.

Elke speler begint het spel met 12 schijven en ze worden op 12 donkere velden geplaats die het dichtst bij hem of haar liggen.

Zwarte opent altijd het spel, daarna wisselen de spelers hun beurt af.

De spelers bepalen willekeurig wie met zwart mag spelen. Speelt men meerdere spelen na elkaar, dan wisselen de spelers telkens wie met zwart mag spelen en wie met wit.


Hoe bewegen we?

De stukken bewegen altijd diagonaal en enkele schijven kunnen uitsluitend naar voren bewegen.

Een enkele schijf kan ook slechts 1 veld vooruit bewegen (tenzij het een ander stuk slaat).


Hoe moeten we slaan?

Om een ​​stuk van je tegenstander te slaan, spring je met een schijf in rechte diagonale lijn over een stuk van je tegenstander. Het landingsvak moet wel leeg zijn.

Als een stuk wordt geslagen, wordt dit verwijderd van het bord.

Slechts een stuk kan worden geslagen in een enkele sprong, maar meerdere sprongen zijn wel toegestaan in een enkele beurt.

Als een speler in staat om te slaan, dan moet deze slag ook worden gemaakt. Je bent dus steeds verplicht om te slaan.

Als meer dan een slag beschikbaar is, dan beslist de speler welke hij gaat doen.

Enkele schijven mogen enkel vooruit slaan (dus in de richting van de tegenstander).


Hoe krijgen we een Dam?

Wanneer een stuk de laatste rij bereikt, wordt hij bekroond en wordt het een dam en er wordt een schijf bovenop gelegd.

Ook dammen zijn beperkt tot diagoneel bewegen, maar dit zowel vooruit als achteruit.

Dammen mogen sprongen combineren in verschillende richtingen (vooruit en achteruit) tijdens dezelfde beurt.


Einde van het spel

Een speler wint het spel wanneer de tegenstander geen zet meer kan doen.

Dit gebeurt meestal omdat alle stukken van de tegenstander zijn gevangen, maar het kan ook dat een aantal stukken geblokkeerd staan.


Bijkomende spelregels

  • In officiële wedstrijden worden maximaal vijf minuten gegeven ​​voor elke zet. In het geval er slechts één mogelijke sprong beschikbaar is, heeft de speler slechts één minuut de tijd om deze sprong te maken.

  • Als de speler aan zet is en hij raakt een stuk dat gespeeld kan worden, moet de speler dat stuk ook verplaatsen of hij verliest het spel.

  • Als gedurende 20 zetten (10 door elke speler) enkel de dammen van positie hebben veranderd en deze lijken de bewegingen te herhalen, dan kan een scheidsrechter ingrijpen om de winnaar te bepalen op basis van wie de sterkste positie heeft.

  • Het is verboden te irriteren of om je tegenstander af te leiden. Dit geldt ook voor het maken van tekens of geluiden, met uw handen wijzend of zweven boven het bord of andere lichaamsdelen, onnodig uitstellen van uw bewegingen, rook in het gezicht van je tegenstander blazen of gekleed zijn in een provocerende manier.